Stroop
Jaarlijks leverde Pots werf twee schepen op. Ze werden stilletjes te water gelaten, zonder de gebruikelijke plechtigheden. Al snel begon hij bovendien zijn eigen rederij. Brobbel: "Een logger ging met 450 lege haringtonnen naar zee, soms nog meer. Het was booming business.
In het hoogseizoen bleven ze zes, zeven weken weg voor de haringvangst. Ze namen zout mee, drinkwater, ingemaakte groente, scheepsbeschuit en gedroogd vlees. De vissers hadden hun eigen kist met een verschoning, een dikke trui en een zakje suiker of wat stroop, net wat ze konden betalen.
De meeste reders stopten in de winter, maar Pot liet enkele schepen doorvaren om ervaren zeelui te kweken. Dan vingen ze kabeljauw en schelvis, hoewel dat minder opbracht dan de haringvisserij door de grote concurrentie van de trawlervisserij."